Praten met de taliban moet, praten zal

Soms is het alsof de geschiedenis zich herhaalt. Ik moest vandaag sterk denken aan deze aflevering van het Filosofisch Elftal uit 2008, over de vraag: moet je praten met de vijand? Met Bas Haring en Ger Groot.

tekst: Marc van Dijk
Trouw,

Praten met de taliban is voor de internationale troepenmacht in Afghanistan niet langer taboe. Waarschijnlijk zijn er in het geheim al gesprekken geweest en het publiek wordt via de media voorbereid op officiële onderhandelingen. Zo heeft Mark Carleton-Smith, de hoogste Britse militair in Afghanistan, onlangs gezegd dat een militaire overwinning onmogelijk is.

De inval in 2001 was niet het moment om te praten. Vervolgens werd er zeven jaar gevochten en was praten taboe. Nu luidt de boodschap: praten is de enige oplossing.

Bas Haring, hoogleraar ’publiek begrip van de wetenschap’ aan de Universiteit Leiden: „Tja, je kunt je afvragen waar die zeven jaar vechten dan goed voor zijn geweest.” Volgens Haring zou ’praten’ bij elk conflict altijd het uitgangspunt moeten blijven, hoeveel wapens er ook aan te pas zijn gekomen, want „praten doet nu eenmaal minder pijn dan schieten.”

Ook Ger Groot, docent wijsgerige antropologie aan de Erasmus Universiteit Rotterdam, is altijd voor ’praten’. „Ja, ook met al-Kaida, als dat mogelijk zou zijn. Terwijl ik toch geen pacifist ben. Nooit geweest, zelfs niet in de jaren zeventig.”

Haring: „Er zijn mensen die zeggen dat je je ziel verkoopt als je met de vijand praat, omdat je zodra je met iemand een gesprek aangaat, erkent dat je toch gemeenschappelijke grond hebt. Zelfs als dat waar zou zijn, zou je er niet naar moeten handelen. Praten blijkt in de praktijk namelijk effectiever te zijn dan niet praten. Als het doel is om zoveel mogelijk mensen in staat te stellen een goed leven te leiden, dan zou je over dit soort principiële bezwaren heen moeten stappen.”

Groot: „Je kunt een conflict op twee manieren beëindigen. De eerste is de tegenstander vernietigen. Dat is het traditionele oorlogsmodel, zoals je het aantreft in het Oude Testament; aan het eind van een oorlog is het vijandelijke volk in zijn geheel uitgeroeid. De tweede manier is het bereiken van een akkoord, in welke vorm dan ook.

„Die eerste variant, daar zijn we over het algemeen niet meer zo voor”, zegt Groot. „Vanwege veranderde inzichten en normen. Dus de enige optie om vandaag de dag een conflict te beëindigen is: praten. Die andere optie is niet meer toepasbaar. De vraag is dus niet of, maar wanneer er gepraat moet worden.”

Ook als een vijand ernaar streeft jou te vernietigen? Haring: „Dan heb je des te meer reden om met hem in gesprek te treden. Stel dat er op straat een vent op mij afkomt met een mes in zijn hand, dan is praten toch mijn enige optie? Ja, ik zou kunnen terugvechten. Maar zodra ik in de gelegenheid ben om daarmee te stoppen, doe ik dat. Zo kort mogelijk vechten en dan meteen weer praten.”

Groot: „Zowel van de taliban als van Hamas wordt wel gesuggereerd dat we te maken hebben met een dusdanig diabolische vijand – en als zulke termen vallen moet je altijd extra op je hoede zijn – dat we er niet mee mogen praten. ’We kunnen die groepen niet tolereren, we moeten ze met wortel en tak uitroeien’. Daarmee stel je jezelf buiten de werkelijkheid. Tenzij je een genocide wilt gaan organiseren.

„De vijand wordt uitgeroepen tot het absolute kwaad, terwijl dat helemaal niet bestaat. Het is een retorische truc van politici die best weten dat er uiteindelijk gepraat zal worden. Maar eerst moet het conflict een tijdje dooretteren, uit tactische overwegingen, om de tegenstander zoveel mogelijk te verzwakken voordat het moment van het gesprek aanbreekt. Zodat je in dat gesprek een sterkere uitgangspositie hebt. Want wie het minst ’gewonnen’ heeft, heeft het minst te zeggen.

„Met een beetje tactiek is niets mis. Maar het is uitermate gevaarlijk om je te beroepen op categorieën van absoluut goed en kwaad. De tactische overwegingen worden verkocht onder morele geboden: ’wij praten niet met moordenaars’. Maar die moeten op het onontkoombare moment dat er tóch gepraat gaat worden, haastig worden ingeslikt, waardoor je noodgedwongen je eigen principes verraadt.”

„Daarbij: in de tijd dat je het conflict laat doorlopen omdat je weigert te praten met je ’immorele tegenstander’, laat je moedwillig toe dat er onschuldige slachtoffers vallen. En dat op grond van jouw hoge principes.”

Haring: „Eigenlijk is het een gekke vraag. Als de taliban in Nederland zouden zitten, dan zouden we met ze moeten praten. Maar ze zitten in een land, waar wij naartoe zijn gegaan omdat we denken dat we daar iets te betekenen hebben. Dat is de oorzaak van het probleem. Of we nou praten of vechten in Afghanistan: we hebben er niets te zoeken. Ons probleem is dat we de wereld willen beheersen, inclusief de internationale betrekkingen. Maar de wereld laat zich niet beheersen.”

We zijn daar toch vanwege de oorlog tegen het internationale terrorisme? Haring: „Dat hele begrip is een farce. Hoeveel mensen gaan er nou eigenlijk dood aan terrorisme? Dat valt ontzettend mee. Bij de grootste terroristische aanslag tot nu toe, op 11 september 2001, kwamen 2300 mensen om. Dat is minder dan bij een zware aardbeving. En als je het vergelijkt met de grootste natuurramp ooit, zoals de tsunami van 2005, dan is het misschien een duizendste van het aantal slachtoffers. De omvang van het terrorisme valt in het niet bij een ziekte als malaria. Toch besteden we eindeloos veel meer aandacht en geld aan terrorisme dan aan malaria.”

We houden ons bezig met de verkeerde vijand? Haring: „Af en toe ontploft er een bom. Dat is ellendig, maar er is niets aan te doen. Terrorisme is geen vijand die je kunt verslaan, het zal er altijd zijn. Je kunt je maar beter richten op een vijanden die je wel kunt verslaan.”

„Als je last hebt van bepaalde bacteriën, krijg je een koortslip. Dan kun je uit voorzorg je hele lichaam permanent gaan volplempen met antibiotica. Maar je kunt ook accepteren dat je af en toe een koortslip hebt. Zo is het leven.”

© tekst: Marc van Dijk in opdracht van Trouw,