Mijn brief aan Huub Oosterhuis in Trouw

Ik schreef Huub Oosterhuis een brief, die Trouw publiceerde op 1 november 2023. Op die dag, Allerheiligen, zou de dichter en theoloog negentig zijn geworden. In de brief vraag ik me af waar Oosterhuis nu is, en wat hij zou zeggen in deze oorlogstijd.

Beste Huub,

Vergeef me de absurde keuze om je te schrijven. Het ligt niet in de lijn der logica dat je nog ergens bent. Maar met Allerheiligen en Allerzielen volgen we niet enkel de lijn der logica. We proberen een lijntje naar boven te leggen, of naar hierna.

Je schreef er zelf over: “Op de avond van 1 november worden in zuidelijker landen, in België al, lichtjes op de graven gezet. Op 2 november worden ook in onze streken de graven van kort of lang geleden gestorven geliefden met bloemen geëerd. ‘Allerzielen’ wordt die dag genoemd, sinds de monniken van Cluny in de elfde eeuw hem hebben uitgevonden. Waar zijn onze doden? Toch niet daar, in die graven?”

Nu heb je zelf een graf. Dat is nog even wennen. Tijdens je uitvaart, een indrukwekkend afscheidsritueel van tweeënhalf uur in de Amsterdamse Westerkerk, vond ik het moeilijk om me te realiseren dat jij in die kist lag. Dat leek me niks voor jou.

Er was een tachtigkoppig koor, er waren strijkers – je belangrijkste componisten Antoine Oomen en Tom Löwenthal voerden hun eigen werken uit, en ook je zoon Tjeerd en dochter Trijntje en brachten jouw teksten op prachtige melodieën. Die uitvaart is inmiddels 190.000 keer bekeken op YouTube. Kennelijk ben jij ook als dode inspirerend.

Of je zelf geloofde dat je nog ergens zou blijven, werd jou vaak gevraagd. Je gaf er nooit een direct antwoord op. Je vertelde een verhaal, steeds weer een ander; het was een thema in je werk. Zo publiceerde je een boek getiteld ‘Waar onze doden zijn’ (2013). Dat bestaat niet uit een beschrijving van de hemel, maar uit levensbeschrijvingen van mensen die je gekend hebt.

Je sprak tijdens het afscheid van honderden mensen: van je eigen vader – de eerste uitvaart ooit waarin je als priester voorging – tot prins Claus. Je vond het belangrijk om de doden te gedenken, je was er voorbeeldig in. Je kon laten zien waarin ze uitblonken. Waarin ze heilig voor je waren. Overigens zonder ze heilig te verklaren.

Daar zijn onze doden in elk geval: in onze verhalen over hen. Maar koesterde jij daarnaast ergens diep van binnen nog de hoop op een God die met je dood niet zou ophouden er te zijn voor jou? Je schreef er meer dan eens over. Hoe zoiets zou kunnen, liet je dichterlijk in het midden. ‘Ik zal wel zien’, schreef je.

Tegelijkertijd was duidelijk dat geloven, bidden en zingen voor jou geheel niet draaiden om een mogelijk leven na de dood, maar om leven in het hier en nu. ‘In de joodse Bijbel komt de hemel nauwelijks voor’, zei je. Je schreef een parabel waarin God besluit om zijn almacht, alziend oog, hemel en hel te verkopen, in ruil voor de aarde.

En ‘het koninkrijk van God’ dan, dat wordt toch heel vaak genoemd in de Bijbel? Jij legde uit – met de bevrijdingstheologen – dat we dit niet als een hemels paradijs moeten zien, maar als een visioen van vrede en gerechtigheid hier op aarde.

Wat staat ons hier en nu te doen, Huub? Als ik de verschrikkingen zie in Israël en Gaza, kan ik niet anders dan aan je denken. We kunnen jou niet meer om commentaar vragen, of om raad. Maar ook al was je bepaald geen heilige, je hebt toch heel wat voorgeleefd.
Je was ‘van de oorlog’, zoals je zelf zei. Je volgde het leed in de wereld intensief – van Vietnam tot Chili en Zuid-Afrika. En dat niet alleen: je ging voor in vredesdemonstraties, voerde vaak de stoet aan. Je schreef je werk nooit als een zoet-religieuze uitvlucht die de kansloze slachtoffers en vluchtelingen negeerde, maar altijd tegen de gitzwarte achtergrond van ‘deze rampzalige wereld’. Religie mocht ons nooit in slaap sussen, moest ons juist wakker maken, bij de les houden. De opdracht die Mozes en de profeten van het bijbelse Israël ons geven is even eenvoudig als onmogelijk: ‘Red hen die geen verweer hebben.’

Zou jij je hebben aangesloten bij de theologen en mensenrechtenorganisaties die zich verenigen in ‘Collectief Geen Genocide in Gaza’? Je vond in elk geval dat wie zich ‘christelijk’ noemt, altijd opnieuw moet opstaan tegen onderdrukking en geweld.

Gelukkig hebben we je liedjes nog. Voor degenen die ze met regelmaat zingen worden ze een leerschool – om het uit te houden in deze wereld waarin ‘God zwijgt in alle talen’. Om vast te houden aan het visioen van vrede, tegen de harde feiten in. Om je geheugen te versterken en je geweten te scherpen, ook tijdens Tweede Kamerverkiezingen die werden uitgeschreven vanwege onenigheid over de bereidheid om de gezinnen van oorlogsvluchtelingen op te vangen.

Voor jou is er een leven na de dood, Huub: je wordt wekelijks gezongen, in meerdere talen. En wie jouw werk zingt, traint zich om het visioen hoog te houden: ‘In dagen die nog komen zal het zijn: / dat zwaarden worden omgesmeed tot ploegen. / Je leert de oorlog af, je snoeit je wijnstok / en strekt je in de schaduw van je bomen.’


Adieu,

Marc


Trouw, 1-11-’23
© Marc van Dijk

Huub Oosterhuis (vijfde van links achter het spandoek) demonstreerde in 1976 voor de democratie in Chili. FOTO ANP