In de huid van Hitler

Acteur Helmert Woudenberg, zoon van nsb’ers, werkt aan Übermensch, een solovoorstelling over Adolf Hitler. Door de dictator los te zingen uit zijn tijd, maakt hij hem zowel universeel als uiterst actueel. Voor Trouw volgde ik de acteur tijdens één van zijn eerste try-outs.

16.00 uur, foyer

In het kleine theater Achterom in Hilversum zijn drie technici bezig met het licht. Helmert Woudenberg plakt stukjes tape op een paar plaatsen op de speelvloer, markeringen voor zijn posities. Dit is voor de solist één van de weinige coöperatieve momenten. Hij schrijft de tekst, regisseert zichzelf en speelt alleen.

Het decor bestaat uit twee stoelen. Een eenvoudige, ongelakte boerenstoel en een sjiek, met leer bekleed exemplaar. Ze roepen meteen vragen op, zoals ze daar naast elkaar staan uitgelicht. Hoe kon die simpele stoel veranderen in een zetel, een troon?

Helmert Woudenberg (66), in de foyer: “Je moet bij zijn woede en zijn pijn zien te komen. Kijken waar het hem precies in zit. En die pijn moet je – onthecht, maar toch – tot je eigen pijn maken.”

Natuurlijk vraagt iedereen de acteur en schrijver waarom hij dit doet, waarom hij zich in Hitler wil verdiepen. Hoe het samenhangt met zijn eigen geschiedenis. Woudenbergs opa zat in de Tweede Kamer voor de nsb en was leider van het nationaalsocialistische Arbeidersfront. Zijn vader sneuvelde als soldaat in het Duitse leger aan het oostfront, zijn moeder schreef lofdichten op Hitler, voordat ze in het laatste oorlogsjaar overleed aan een infectie. Woudenberg groeide op in een pleeggezin.

Toen hij zijn solo ‘Waterman’ (2009) speelde, over een Joodse Man die steeds op miraculeuze wijze de dans ontspringt, schreef het NIW: ‘Woudenberg verplaatst zich in een slachtoffer, om de schaamte over zijn eigen verleden te verwerken’. Woudenberg: “Terwijl ik tijdens het maken van die voorstelling helemaal niet met mijn familie bezig was.”

Het verhaal van zijn ouders reconstrueerde Woudenberg in De Hel (2001). Zijn vader werd in mei 1940 gemobiliseerd in het Nederlandse leger. Toen hij ingelegerd zat aan de afsluitdijk, bezocht hij het toilet, greep uit gebrek aan toiletpapier naar een krant en zag daarop tot zijn afgrijzen een foto van zijn zojuist gearresteerde vader. Woudenberg: “Hij dacht: nu word ik verplicht te vechten voor mijn vaderland, en tegelijkertijd moet ik mijn reet afvegen met mijn eigen vader.”

Daarop volgde een incident, waarbij zijn superieuren hem het bevel gaven om een stel mannen neer te schieten, omdat de leiding ervan uitging dat het vermomde Duitsers betrof. De soldaten stribbelden tegen, naar later bleek terecht: de neergeschoten mannen waren onschuldige Urker vissers. “Die gebeurtenis, in combinatie met de achting voor zijn vader, heeft zijn keuze bepaald. Na de capitulatie heeft hij zich heel fanatiek ingeschreven voor het Duitse leger. Ik had in zijn situatie waarschijnlijk hetzelfde gedaan.”

En zijn moeder? “Zij logeerde aan het begin van de oorlog bij een oom en een tante, die van de nsb waren en die in hun eigen woonkamer hardhandig in elkaar geslagen werden, waar zij als zestienjarig meisje bij stond. Dit heeft haar, zoals ze in mijn stuk ironiserend opmerkt, heel erg politiek bewust gemaakt.”

Toen Helmert Woudenberg in 2007 een veelgeprezen voorstelling maakte over de vermoorde politicus Pim Fortuyn, moest hij sterker aan zijn eigen ouders denken dan bij zijn stukken over de oorlog. Woudenberg: “Fortuyn was een woedende man, met stellige overtuigingen. Die woede kwam onder meer voort uit de afwijzing door zijn vader, die niets van zijn homoseksualiteit moest hebben. Zijn moeder, die hij adoreerde, trok hem als kind sterk naar zich toe, als ze weer eens ruzie had met haar man. En als de ruzie over was, stootte ze haar zoon weer af. De weigering om zich neer te leggen bij die afwijzing door zijn ouders, was de sterkste drijfveer van Fortuyn.

“Ik ben daar als wees een beetje jaloers op. Ik heb neven en nichten wiens vader wél is teruggekomen van het oostfront. Dat heeft tot grote conflicten geleid. Ik heb nooit conflicten met mijn ouders gehad. Ze waren 25 en 21 toen ze dood gingen, jong en idealistisch. Ze zouden een flinke tik hebben gekregen na de oorlog. En ik was een heel ander iemand geworden. Misschien was ik net als Fortuyn bepaald door mijn strijd met hen.

“Deze voorstelling over Hitler ligt in de lijn van ‘Fortuyn’. Eén van mijn bronnen is de psycholoog Alice Miller, die schrijft dat Hitler in zijn redevoeringen in feite een karikatuur van zijn vader werd. Een overspannen kind dat het imago van zijn vader opblaast tot monstrueuze proporties.”

17.30 uur, pizzeria

Woudenberg en zijn technicus, de Schot Tam Henderson, gaan een hapje eten. Ze doorkruisen al acht jaar samen het land. Woudenberg, grappend: “Het is als een huwelijk, we hebben elkaar hoegenaamd niks meer te zeggen. In de auto draaien we luisterboeken.”

Henderson: “Soms vergeet Helmert een stukje tekst, maar ik ben de enige die dat merkt. Ik zie het aan zijn ogen. Dan valt er een pauze van een seconde en dan weet ik dat hij aan het denken is. Het publiek merkt het niet, hij kan denken en tegelijkertijd doorspelen.”

Woudenberg: “Bij de eerste try-out dacht ik: god, wat duurt dit lang. Maar als het stuk eenmaal in mijn systeem zit, dan duurt de hele voorstelling in mijn beleving tien minuten. Dan schiet ik erdoorheen. Het wordt bijna een lied, alsof ik niet spreek, maar zing. Ik voel me vaak als een pianist. Die komt op, zet zijn vingers op de toetsen en speelt het eerste akkoord. Dan volgt het volgende en dan kan hij niet meer terug.”

Bij zijn laatste stukje pizza speelt Woudenberg, middenin een verhaal, een woede-uitbarsting van Hitler na. Personeel, dat bij de bar stond te praten, valt even stil.

20.15 uur, zaal

In de eerste helft van de voorstelling verkondigt een man meningen over volk en leiderschap. Over het onvermogen van de democratie om krachtige beslissingen te nemen in tijden van crisis. Over de afstand tussen politici en de hardwerkende burgers.

“De politiek wil ons doen geloven dat wij ons in een economische crisis bevinden, maar het is helemaal geen economische crisis. Het is een politieke en culturele en vooral ook een morele malaise. Maar dat zeggen ze er niet bij.”

Het zijn citaten die Woudenberg aan ‘Mein Kampf’ heeft ontleend, geheel ontdaan van hun context. Zo spreekt hij niet van Joden, maar van ‘vreemdelingen’, of zelfs alleen van het anonieme ‘ze’ – ‘Ze ondermijnen onze cultuur, ze komen hierheen, ze krijgen zonder al te veel moeite een verblijfsvergunning en planten zich voort’.

In het tweede deel van het stuk staat Hitlers jeugd centraal. Woudenberg volgt in zijn verhaal de omstreden theorie dat Hitlers vader een bastaardzoon was van een rijke Jood, en dat de Führer zo dus tot zijn eigen afgrijzen Joods bloed had. Zijn gemengde komaf zou voor Hitlers vader reden zijn geweest om zichzelf publiekelijk te overschreeuwen, en binnenshuis zijn onderdrukte woede te koelen op zijn enige zoon die de tyfus overleefde. En voor Hitler zelf zou het de kiem zijn van zijn peilloze antisemitisme, dat onlosmakelijk verbonden was met de vader die hem bijkans vermorzelde.

“Als mijn vader thuis was, was ik mijn leven niet zeker”, zegt de verteller – de naam Hitler valt in het hele stuk niet. Woudenberg speelt in één vloeiende beweging de onderuitgezakte vader die zijn zoon beloert, een geestelijk gestoorde tante die gespannen door de kamer drentelt en de moeder die de kamer ontvlucht als haar zoontje weer eens om niets bewusteloos wordt geslagen.

Als het licht dooft, blijft het lang stil. De zaal moet er even van bijkomen. Pas als Woudenberg knikt en ‘dankuwel’ zegt, volgt het applaus.

22.30 uur, foyer

Oom Dick Woudenberg (83) is komen kijken, met zijn zoon Stefan (49). Dick werd na de oorlog ‘gedeprogrammeerd’, als kind was hij volgestopt met nazipropaganda.

Ze zijn onder de indruk. Oom Dick: “Ik weet niet of er een naam bestaat voor de kunstvorm die Helmert betracht. Hij doet alles tegelijk.”

Stefan: “Intrigerend hoe het in de voorstelling van Übermensch naar Untermensch gaat.”

Oom Dick: “Bekende zaken als Hitlers gemankeerde kunstenaarschap en zijn frontervaringen laat hij weg. Opmerkelijk hoe actueel hij die teksten uit ‘Mein Kampf’ laat klinken.”

Helmert Woudenberg, net terug uit de kleedkamer: “Er staat bijvoorbeeld: ‘Het staatsburgerschap zou het kostbaarste document moeten zijn dat men maar kan krijgen’. Toen ik het script vorige maand had toegestuurd aan Ed Anker, radio-presentator van de EO en tot voor kort Kamerlid voor de ChristenUnie, was die daar zeer opgewonden over. Hij riep: ‘Dat zeiden wij in de Kamer ook!’”

23.30 uur, A2

In de auto op weg naar huis, de twee stoelen liggen achterin. Technicus Henderson rijdt. Of het goed ging, wil Woudenberg weten. En of de muziek – pianosuites van Liszt – wel helemaal klopte? Nog een paar try-outs voor de première.

Übermensch door Helmert Woudenberg. Première: 7 oktober 2011, theater Bellevue, Amsterdam. Tournee: september t/m december 2011

 

Eigenzinnig acteur en schrijver

Helmert Woudenberg (1945) schreef circa 50 toneelstukken. In 1969 was hij één van de oprichters van het Werktheater, een theatercollectief dat toneelstukken maakte op basis van improvisatie, waarbij niet de tekst centraal stond, maar de acteur. Sinds begin jaren negentig schrijft en speelt hij solovoorstellingen. Daarnaast ontwikkelde hij een veelgebruikte spel- en regiemethode op basis van de vier elementen. In eerdere solo’s vertolkte hij onder meer de Tibetaanse kluizenaar Milarepa, Jezus en Pim Fortuyn.

Trouw, 24-9-’11 © Marc van Dijk